Meestal blijft het kind tijdens de ondertoezichtstelling thuis wonen.
Indien noodzakelijk kan uw kind uit huis geplaatst worden. Dat kan alleen als de kinderrechter hiervoor toestemming geeft via een machtiging uithuisplaatsing. De machtiging uithuisplaatsing kan bij de kinderrechter worden aangevraagd door de Raad voor de Kinderbescherming, de gecertificeerde instelling of het Openbaar Ministerie. De kinderrechter toetst of het in het belang van de verzorging en opvoeding van uw kind of voor het onderzoeken van de geestelijke of lichamelijke gezondheid van uw kind noodzakelijk is uw kind uit huis te plaatsen.
Voorafgaand aan de beslissing van de rechter worden de ouders en andere betrokkenen om hun mening gevraagd. Als uw kind twaalf jaar of ouder is, mag het ook zijn/haar mening geven. Als uw kind jonger is, dan kan de rechter hem/haar ook horen, maar dat is niet verplicht.
Een machtiging uithuisplaatsing wordt afgegeven voor de duur van maximaal 12 maanden. De Kinderrechter kan de duur telkens met (maximaal) 12 maanden verlengen tot uw kind 18 jaar is.